In juni heropenen veel theaters voorzichtig hun deuren, maar de Podiumpas zal daar nog niet ingezet kunnen worden. De pilot met de pas blijft voorlopig stilgelegd. Projectleider Joep Grooteman: ‘Er is geen sprake meer van een surplus aan stoelen.’ (meer…)
Met de handen op tafel hebben de vijf spelers plaatsgenomen aan tafel, links van hen staat componist en muzikant Guy Corneille met een gitaar in de hand. Het moment waarop ze hun handen piepend over de tafel naar voren bewegen is het teken dat Corneille kan beginnen te spelen. Maar de rest van de voorstelling is de verhouding eerder andersom; de nummers die ze in afwisselende formaties spelen, zijn de aanzet voor de dansbewegingen en het kloppende hart waarmee de dansers in gesprek gaan.
Het decor is minimaal: vijf tafels en stoelen, en een aantal instrumenten. Dus kan bijna alles verplaatst worden. Tafels worden gestapeld, dienen als podium, worden in een halve cirkel geplaatst en vormen een gang of een brug voor de dansers. En zoals hun decorbehandeling de ongedwongen sfeer van een klein theaterfestival ademt, halen De Dansers zelf herinneringen van zomerse nachten op bloten voeten bij mij naar boven.
Het is een groep die van elkaar lijkt te leren, elkaar ontdekt. Ze doen handelingen voor, zijn jaloers, flirten met mekaar en roepen elkaar weer in het gareel. Ze praten met hun handen, maar gebruiken ze ook letterlijk als middel om de ander op afstand te houden, vast te grijpen of te strelen. Het is elkaar opzoeken of tegenkomen, uitdagen en liefkozen. Maar ook in evenwicht blijven, jezelf staande houden te midden van uitwendige krachten en indrukken.
Aanvankelijk dragen de dansers als het ware een gezamenlijk kleurenpalet, met broeken en shirts in roodbruin, groenblauw en iets daartussenin. Ergens halverwege de voorstelling kleden de spelers zich een voor een om, steeds als iemand anders in de schijnwerpers staat. Ze komen terug in kleren waarvan je gelooft dat ze die persoonlijk hebben uitgekozen, allemaal verschillend en ogenschijnlijk comfortabel. En met die kostuumwisseling wordt een mooi beeld geschetst: een veelzijdige groep waarin iedereen tot zijn recht komt. Want de dansers hebben allemaal hun eigen niche, hun eigen manier van bewegen, hun eigen specialiteit. Acrobatische sprongen, breakdance-achtige trekken, verleidelijke handgebaren, krampachtige tics.
Van kleine en knappe bewegingen tot een dravende groep uitzinnigheid; hun bewegingen wekken de indruk van een enorme ongebondenheid zonder in te boeten aan compositie. Hoe ze op elkaar inspelen en op de juiste momenten elkaar volgen en op elkaar reageren is overtuigend georganiseerd. Dat moet ook wel. Tussen het dansen door spelen ze af en toe een beetje toneel, met grimassen en theatraal, woordeloos geklets. Op het moment dat ik hun spel wat overdreven vind, laat een van de dansers zich van drie op-elkaar-gestapelde tafels naar achteren vallen om zich op te laten vangen door de groep. Ik knipper met mijn ogen.
Dat motief van een weergaloos vertrouwen en het belang van de groep, een band, gemeenschappelijkheid, komt tegen het einde integraal terug. Dat wil zeggen, in een scène waarin ze op alle mogelijke vormen en manieren in elkaars armen springen en zich laten vallen in de zekerheid van de ander, met een vertrouwen dat nooit wordt geschaad. En wanneer een van de dansers onder een rij tafels doorkruipt, op zijn rug, terwijl de andere vier dansers hem vanop de tafels gadeslaan, zingt Corneille dat niemand sterk genoeg is om het alleen te doen. Dan trekt de groep de enkeling omhoog, bij de rest.
Het is de groepsdynamiek die een centrale rol speelt in een zoektocht naar houvast waar Hold Your Horses naar eigen zeggen over gaat. Die dynamiek krijgt de ruimte om zich te ontplooien doordat elke danser een persoonlijkheid neerzet, en hun zoektocht wordt bij De Dansers een feest zonder bang te hoeven zijn voor de kater van morgen. Bij elkaar vinden ze het plezier dat nergens anders heen wil dan het hier en nu.
Foto: Bart Grietens